Mest

Mest: hoe zit dat eigenlijk?

Mest is veel in het nieuws, omdat we er in Nederland met onze intensieve veehouderij te veel van produceren. Hoe zit dat nu in de akkerbouw?

Dierlijke mest of kunstmest?

Akkerbouwers kunnen dierlijke mest of kunstmest gebruiken om hun gewassen van voedingsstoffen te voorzien. Als je dat niet doet, raakt de grond uitgeput omdat de gewassen de voedingsstoffen uit de bodem opnemen tijdens de groei. Er moet dus worden aangevuld. Maar let op: te veel bemesting is ook schadelijk voor akkerbouwgewassen. De groei van het gewas wordt dan te weelderig waardoor het gewas vatbaarder wordt voor veel ziektes.

Dierlijke mest kan afkomstig zijn van koeien, varkens of kippen. Er wordt vooral varkensmest gebruikt. We onderscheiden vaste mest en drijfmest. Vaste mest is de onbewerkte stalmest met stro er door. De gier (urine) bleef dan los en diende vooral als stikstofbron. De tegenwoordige drijfmest is een mengsel van gier en vaste mest wat allemaal samen in een tank wordt gemengd.

Akkerbouwers zijn verplicht om tijdens het aanbrengen van mest of direct daarna de mest in de grond te werken, om afspoeling naar het water en stankoverlast te voorkomen. Vaak passen akkerbouwers mest toe met sleepslangen. Mest wordt ook vaak direct geïnjecteerd in de grond of na het uitrijden van vaste mest wordt er direct een grondbewerking gedaan. Boeren passen ook vaak kunstmest toe, kunstmatige gemaakte mengsel van verschillende stoffen, zoals stikstof, fosfaat en kalium. Kunstmest heeft als voordeel dat je precies kunt doseren en alleen die voedingselementen kunt geven waar het gewas behoefte aan heeft. Ook komt het op een gecontroleerd tijdstip beschikbaar voor de plant. Het nadeel van kunstmest is dat het erg veel energie vergt om het te produceren en dat het in principe eindig is, omdat de stoffen zoals fosfor eindig zijn op aarde.

Rekenvoorbeeld

De huidige mestwetgeving maakt het niet mogelijk om de gewassen optimaal te bemesten met alleen dierlijke mest. Een rekenvoorbeeld:

Een bedrijf van ca. 100 ha mag ongeveer 23.000 kg N (stikstof) en 7500 kg P (fosfor) toepassen per jaar, afhankelijk van de geteelde gewassen. Deze hoeveelheden zijn nodig voor een goede groei en optimale opbrengst van de gewassen. De boer wil graag zoveel mogelijk dierlijke mest toepassen en ook nog bodemverbeteraars en hij doet dit tot hij bijna de 7500 kg P daarmee heeft toegediend. Vervolgens moet hij, om voldoende N te geven, nog 15.000 kg N toedienen als kunstmest. Voor een goede balans tussen N- en P-gift is er dus voorlopig nog kunstmest nodig.

Regels over mest

Akkerbouwers mogen maar een bepaalde hoeveelheid bemesting toevoegen aan een perceel grond. De hoeveelheid is wettelijk bepaald. Er wordt in Nederland actief gekeken naar de hoeveelheid stikstof en fosfaat die in het water wordt gevonden. Hierop wordt het beleid aangepast. Maar wanneer een boer te weinig mest geeft, remt dit de groei van het gewas. Bij hoge opbrengsten mogen boeren daarom meer bemesting geven dan bij lagere opbrengsten.