Kosten en inkomsten

Kosten en inkomsten

Akkerbouwers hebben zowel vaste kosten (land, gebouwen, machines) als variabele kosten (arbeidskosten, zaad en pootgoed, gewasbeschermingsmiddelen, bemesting). Voor elk gewas is het mogelijk de zogenaamde kostprijs te berekenen. Er zijn voor verschillende gewassen voorbeeldberekeningen, maar de kostprijs van een product is per boer verschillend. Het is namelijk afhankelijk van de teeltwijze, de grondsoort, of het land in eigendom is of wordt gepacht enz.

De inkomsten van een akkerbouwer bestaan in de eerste plaats uit de verkoop van het geoogste product. Dat kan zijn via losse verkoop (ook wel vrije verkoop genoemd) of via contractteelt. We zien bijvoorbeeld in de consumptieaardappelen veel contractteelt, waarbij de boeren een bepaalde hoeveelheid aardappelen verkopen voor aanvang van de teelt aan de fritesfabrieken tegen een van te voren afgesproken prijs.

Daarnaast krijgen akkerbouwers, als ze voldoen aan een aantal voorwaarden, een toeslag per hectare uit de Europese Unie .

Vaak zijn de prijzen die een boer krijgt voor zijn product lager dan de kostprijs, vooral voor granen en in veel jaren ook voor consumptieaardappelen. Dan lijdt hij dus verlies. De consument betaalt wel veel hogere prijzen, maar de marge (winst) die in de keten wordt genaakt komt niet bij de boer terecht. Een uitleg hiervan vindt u onder Positie in de keten.