Europees landbouwbeleid (GLB)

Europees landbouwbeleid (GLB)

Akkerbouwers krijgen bedrijfstoeslagen uit ‘Europa’. Dit zijn vaste bedragen per hectare grond die in gebruik is voor de teelt. Dit gebeurt, omdat boeren door de lage prijzen niet genoeg inkomen verdienen met alleen het verkopen van hun producten en de EU bang is dat de boeren zullen verdwijnen. Ooit was zelfs voorkomen dat er ooit nog gebrek aan voedsel zou voorkomen in Europa, zoals in de Tweede Wereldoorlog was gebeurd één van de redenen om de voorloper van de EU, de EEG, op te richten (in 1957). Er werd een Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB, Engels Common Agricultural Policy CAP) ontwikkeld. Vanaf het begin werd steun gegeven aan boeren, om zo te garanderen dat er voldoende basisvoedsel geproduceerd zou worden en boeren een ‘normaal’ inkomen konden verdienen. Boeren kregen een bijdrage per hoeveelheid product wat ze afleverden. Dit leidde echter tot enorme overschotten, zoals melkplassen, boterbergen enz. Daarom werd het systeem veranderd: er werden limieten gesteld aan hoeveel er mocht worden geproduceerd, de zogenaamde ‘quota’. Maar inmiddels zijn deze quota grotendeels weer afgeschaft. Tegenwoordig krijgen boeren dus een bedrijfstoeslag gebaseerd op de beteelde hectares. Niet alleen akkerbouwers krijgen nu deze toeslagen, maar ook bijvoorbeeld bollentelers.
Een deel van de toeslag is afhankelijk van of je als boer bepaalde maatregelen treft op je bedrijf, de zogenaamde vergroening. Dit houdt in, dat je meer dan drie gewassen moet telen en verder ook een deel van je bedrijf moet gebruiken voor vergroening. Deze vergroening wordt voorlopig door de boeren vooral ingevuld met het telen van groenbemesters. Dit zijn gewassen die na de oogst van de hoofdgewassen worden ingezaaid en na zo’n 10 weken worden ondergeploegd om als voedingsbron te dienen in de bodem.