Bouwplan en gewasrotatie

Bouwplan en gewasrotatie

Voor de grond is het belangrijk om aan vruchtwisseling te doen, dat wil zeggen dat je op een bepaald stuk land elk jaar een ander gewas teelt. Dit noemen we ook wel gewasrotatie. Vooral aardappelen en suikerbieten nemen veel stoffen op uit de grond en dan is het belangrijk om maar eens in de drie, vier of meer jaar aardappelen te telen op een perceel. We noemen dit één op drie of één op vier rotatie. Daarnaast is het belangrijk om gewassen op een perceel af te wisselen omdat anders de gewas-gebonden ziekten, plagen en onkruiden te veel toenemen. Een voorbeeld daarvan zijn aaltjes. Deze nemen in aantal toe wanneer er bepaalde gewassen staan waarop ze zich kunnen voeden, maar als die gewassen er een paar jaar niet staan nemen de aantallen aaltjes weer af en zijn er minder problemen in de teelt.

Er wordt ook vaak gesproken over maaivruchten en hakvruchten. Maaivruchten of maaigewassen zijn de gewassen die gemaaid worden, zoals granen. Hakvruchten zijn aardappels en (suiker)bieten.

Sommige gewassen worden gezien als ‘rustgewassen’. Dit zijn met name granen en vlinderbloemigen. Deze laatste groep wordt ook wel eiwitgewassen genoemd, omdat ze veel eiwit bevatten. Het is een groep plantensoorten die stikstof kunnen binden in de grond.

Er zijn verschillende teeltvoorschriften voor boeren. Deze zijn gericht op zowel vruchtwisseling als maatregelen om te voorkomen dat ziekten en onkruiden van de ene boerderij naar de andere overgaan. De teeltvoorschriften zijn tegenwoordig ondergebracht bij het Ministerie van Economische Zaken met als toezichthouder de NVWA.